ECLI:NL:CRVB:2016:5083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens geen toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als productiemedewerker heeft gewerkt, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder vastgesteld dat appellant geen recht op een WIA-uitkering had, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een melding van verslechtering van zijn gezondheid door dezelfde ziekteoorzaak, heeft appellant opnieuw aanspraak gemaakt op een WIA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld.
Appellant heeft in bezwaar aangevoerd dat het besluit van het Uwv in strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er geen sprake was van dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank heeft de beoordeling van het Uwv onderschreven, waarbij werd vastgesteld dat psychische beperkingen niet aan de orde waren ten tijde van de WIA-einde wachttijdbeoordeling in 2009.
In hoger beroep heeft de Raad de eerdere gronden van appellant gehandhaafd, maar heeft geconcludeerd dat de rechtbank de beoordeling door het Uwv terecht heeft onderschreven. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de beoordeling van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep als onjuist te beschouwen. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.