ECLI:NL:CRVB:2016:5083

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
15/4973 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens geen toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als productiemedewerker heeft gewerkt, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder vastgesteld dat appellant geen recht op een WIA-uitkering had, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een melding van verslechtering van zijn gezondheid door dezelfde ziekteoorzaak, heeft appellant opnieuw aanspraak gemaakt op een WIA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld.

Appellant heeft in bezwaar aangevoerd dat het besluit van het Uwv in strijd was met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er geen sprake was van dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank heeft de beoordeling van het Uwv onderschreven, waarbij werd vastgesteld dat psychische beperkingen niet aan de orde waren ten tijde van de WIA-einde wachttijdbeoordeling in 2009.

In hoger beroep heeft de Raad de eerdere gronden van appellant gehandhaafd, maar heeft geconcludeerd dat de rechtbank de beoordeling door het Uwv terecht heeft onderschreven. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de beoordeling van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep als onjuist te beschouwen. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/4973 WIA
Datum uitspraak: 30 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
14 juli 2015, 14/4488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Arabaci, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2016. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als productiemedewerker voor 40 uur per week. Naar aanleiding van een aanvraag om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv bij besluit van 6 juni 2012 vastgesteld, dat voor appellant met ingang van 13 april 2007 en na detentie vanaf 14 december 2009 geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De hiertegen ingediende bezwaarschriften zijn ongegrond verklaard, welke besluitvorming in beroep en in hoger beroep is bevestigd.
1.2.
Op 6 januari 2014 heeft appellant aan het Uwv gemeld dat zijn gezondheid door dezelfde ziekteoorzaak is verslechterd. Hij kampt met een psychotische stoornis, welke ziekte inmiddels chronisch is geworden. Met terugwerkende kracht, dan wel met ingang van
17 september 2013, wordt aanspraak gemaakt op een WIA-uitkering. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant tijdens detentie psychische klachten heeft ontwikkeld, maar dat per 14 december 2009 geen sprake meer was van beperkingen als gevolg van psychische problematiek. De aanvraag om een WIA-uitkering op grond van toegenomen beperkingen met ingang van 17 september 2013 op grond van dezelfde ziekteoorzaak is bij besluit van
11 februari 2014 afgewezen.
1.3.
In bezwaar is namens appellant aangevoerd dat het genomen besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Medische informatie is meegezonden. Het betreft brieven van de huisarts van 31 juli 2012 en van 15 januari 2014, een brief van Indigo van
20 november 2013, brieven van de anesthesist van 15 november 2011 en 18 februari 2011 en brieven van de neuroloog van 17 januari 2011 en 13 februari 2011. In een rapport van 2 juni 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medisch oordeel van de verzekeringsarts onderschreven. De toegenomen beperkingen betreffen psychische problematiek en hebben betrekking op een ziektebeeld waarvoor appellant zowel in 2007 alsook in 2009 de wachttijd niet doorlopen had. Zorgvuldigheidshalve is nog beoordeeld of wat betreft de lichamelijke klachten die in 2007 en 2009 de ziekteoorzaak vormden, namelijk de rug- en beenklachten, alsmede de luchtweg problematiek, sprake is geweest van toegenomen beperkingen met ingang van 17 september 2013. Dat is niet het geval geacht. Bij besluit van 11 juni 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 11 februari 2014 ongegrond verklaard.
2. In beroep is namens appellant gewezen op de alcoholverslaving waarmee appellant kampt. Het Uwv heeft een rapport naar aanleiding van een psychologisch onderzoek op 27 september 2013 door Aussems Kerkvliet ingezonden. Het Uwv heeft gewezen op de uitspraak van de Raad van 20 oktober 2014 inzake de beoordeling van de belastbaarheid per 13 april 2007 en vanaf 14 december 2009, waarbij de Raad de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd en onder meer heeft geoordeeld dat voor het bestaan van gestelde psychische klachten rond de datum in geding geen objectief medische onderbouwing is gegeven.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van dezelfde ziekteoorzaak. Gelet op de beschikbare gegevens ten tijde van de WIA-einde wachttijdbeoordeling in 2009 waren psychische beperkingen niet aan de orde. De stelling van appellant dat op grond van de psychische klachten sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak volgt de rechtbank dan ook niet.
4. Appellant heeft in hoger beroep de eerdere gronden gehandhaafd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De rechtbank heeft met juistheid de beoordeling door het Uwv onderschreven. In wat namens appellant is aangevoerd wordt geen aanleiding gezien de beoordeling door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep als onjuist te houden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ter zake volledig en maakt deze tot de zijne.
5.2.
Uit overweging 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2016.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) M.S.E.S. Umans

UM