ECLI:NL:CRVB:2016:5082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering door het Uwv aan de orde is. Appellante, die sinds 8 maart 2011 ziek is door een TIA, heeft in 2014 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De verzekeringsarts heeft beperkingen vastgesteld en het Uwv heeft haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Appellante is het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid die door het Uwv is vastgesteld en heeft bezwaar aangetekend, waarbij zij stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen.
In de procedure bij de rechtbank heeft appellante betoogd dat de verzekeringsarts de ernst van haar medische situatie heeft onderschat. De rechtbank heeft de medische beoordeling door het Uwv echter voldoende zorgvuldig geacht en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv om de bezwaren van appellante ongegrond te verklaren, bevestigd, maar heeft wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere gronden van appellante gehandhaafd, maar heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat appellante in staat is de functie van medewerker bibliotheek te vervullen. Het hoger beroep is derhalve niet geslaagd en de aangevallen uitspraak is bevestigd.