ECLI:NL:CRVB:2016:5082

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
15/4902 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering door het Uwv aan de orde is. Appellante, die sinds 8 maart 2011 ziek is door een TIA, heeft in 2014 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De verzekeringsarts heeft beperkingen vastgesteld en het Uwv heeft haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Appellante is het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid die door het Uwv is vastgesteld en heeft bezwaar aangetekend, waarbij zij stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen.

In de procedure bij de rechtbank heeft appellante betoogd dat de verzekeringsarts de ernst van haar medische situatie heeft onderschat. De rechtbank heeft de medische beoordeling door het Uwv echter voldoende zorgvuldig geacht en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv om de bezwaren van appellante ongegrond te verklaren, bevestigd, maar heeft wel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere gronden van appellante gehandhaafd, maar heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat appellante in staat is de functie van medewerker bibliotheek te vervullen. Het hoger beroep is derhalve niet geslaagd en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

15/4902 WIA
Datum uitspraak: 30 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
2 juni 2015, 14/5104 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonlaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Vaessen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2016. Appellante is verschenen bijgestaan door mr. Vaessen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is met ingang van 8 maart 2011 in verband met een TIA ziek gemeld voor haar werkzaamheden als directiesecretaris/projectmedewerker voor 36 uur per week. Naar aanleiding van een aanvraag om uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft de verzekeringsarts bij rapport van 10 januari 2014 voor appellante beperkingen vastgesteld voor het verrichten van arbeid en deze neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst. Aansluitend heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 71,79%. Bij besluit van
5 februari 2014 heeft het Uwv aan appellante dienovereenkomstig met ingang van 26 maart 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
1.2.
In bezwaar is namens appellante aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen. Gesteld is dat appellante volledig arbeidsongeschikt is en dat zij in aanmerking dient te komen voor een IVA-uitkering omdat de ongeschiktheid als duurzaam aangemerkt moet worden. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft appellante medische stukken overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapport van 13 juni 2014 geoordeeld, dat aanleiding bestaat om meer beperkingen aan te nemen en heeft daartoe een nieuwe FML opgesteld, waarbij onder meer een urenbeperking is aangenomen tot zes uur per dag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de gevolgen hiervan beoordeeld en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 70,42%. Bij besluit van 17 juni 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren ongegrond verklaard.
2. In beroep heeft appellante aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ernst van haar medische situatie heeft onderschat. Appellante is van mening dat de door het Uwv aangenomen urenbeperking tot zes uur per dag en 30 uur per week onvoldoende is en verder meent zij dat een beperking op aspect 1.9.4 aangenomen had moeten worden. Een brief van revalidatiearts dr. A.M. van de Ven van 24 maart 2015 en van 26 januari 2015 is meegezonden. Het Uwv heeft een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 april 2015 ingezonden.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische beoordeling door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig geacht en in de beschikbare gegevens geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens de rechtbank de medische informatie op deugdelijke en kenbare wijze bij de beoordeling betrokken. Wat betreft de geselecteerde functies heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de geschiktheid voor de functie van productiemedewerker textiel met SBC-code 272043 onvoldoende overtuigend heeft toegelicht. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet volgen waar is toegelicht dat voor het vervullen van die functie de beperking van appellante voor het verrichten van arbeid in een sterk rumoerige werkomgeving niet wordt overschreden. De rechtbank heeft appellante wel in staat geacht de als vierde geduide functie van medewerker bibliotheek met SBC-code 553020 te vervullen. Aangezien een en ander geen wijziging van de resterende verdiencapaciteit tot gevolg heeft, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Verder heeft de rechtbank beslissingen genomen over de proceskosten en het griffierecht.
4. Appellante heeft in hoger beroep de eerdere gronden van het beroep gehandhaafd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De rechtbank heeft met juistheid de medische grondslag van het bestreden besluit bevestigd. De Raad verwijst naar de overwegingen 5 en 6 van de aangevallen uitspraak en neemt deze over. Appellante heeft in hoger beroep geen medische stukken overgelegd die haar standpunt dat de beperkingen zijn onderschat onderbouwen. Wat betreft de urenbeperking zijn in de beschikbare gegevens geen aanknopingspunten te vinden voor twijfel aan het oordeel dat deze urenbeperking niet ver genoeg gaat. Ook overigens is er geen reden te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Wat betreft de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellante in staat kan worden geacht de functie van medewerker bibliotheek te vervullen. Appellante heeft hiertegen in hoger beroep geen afzonderlijke gronden ingediend zodat de met deze vaststelling volstaat.
5.2.
Uit overweging 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2016.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) M.S.E.S. Umans

UM