ECLI:NL:CRVB:2016:5066

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
15/7399 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding therapeutische reis Indonesië wegens gebrek aan medische noodzaak

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1928 en erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), een aanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van een therapeutische reis naar Indonesië. Deze aanvraag werd door de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank afgewezen op basis van het ontbreken van een medische noodzaak. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit verklaarde het bezwaar ongegrond.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen aangegeven dat een vergoeding voor een therapeutische reis alleen mogelijk is als er sprake is van een strikte medische noodzaak, die moet voldoen aan specifieke richtlijnen. Deze richtlijnen omvatten onder andere de aanwezigheid van onverwerkt verdriet of rouw, een behandelplan voorafgaand aan de reis, en een evaluatie na afloop van de reis. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet voldoet aan deze voorwaarden, aangezien hij slechts twee keer door een psychiater is gezien en geen wens tot behandeling heeft geuit.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd geconcludeerd dat het bestreden besluit standhoudt. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier S.W. Munneke, en is openbaar uitgesproken op 29 december 2016.

Uitspraak

15/7399 WUV
Datum uitspraak: 29 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.F. Portier, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 juli 2015, kenmerk BZ01850278 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Portier. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1928, is in 1977 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. In december 2014 heeft hij een aanvraag ingediend om, voor zover hier van belang, vergoeding van de kosten van een therapeutische reis naar Indonesië, met begeleiding. Bij besluit van
6 maart 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
1.2.
Appellant heeft tegen het besluit van 6 maart 2015 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit is dit bezwaar, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard.
2. De Raad overweegt naar aanleiding van hetgeen partijen in beroep naar voren hebben gebracht het volgende.
2.1.
Gezien de aard van de gevraagde voorziening acht verweerder een vergoeding zoals door appellant gevraagd slechts mogelijk als voor de reis een strikte medische noodzaak aanwezig is. Een dergelijke noodzaak acht verweerder slechts aanwezig als wordt voldaan aan richtlijnen die worden gehanteerd ten aanzien van therapeutische reizen, te weten:
a. er is sprake van onverwerkt verdriet, onverwerkte rouw en/of gevoelens van machteloosheid en vernedering die het leven ziekelijk beïnvloeden, en
b. het bezoek dient als een (hiërarchisch) eindpunt van een therapeutisch behandelproces, en
c. er is voorafgaande aan de reis een behandelplan, en
d. na afloop van de reis vindt een evaluatie plaats.
De Raad heeft al meermalen uitgesproken deze benadering van verweerder, gelet op de aard van de gevraagde voorziening en de daarmee gemoeide kosten, in het algemeen niet onjuist of onredelijk te achten.
2.2.
Niet in geschil is dat appellant niet voldoet aan deze voorwaarden. Appellant is twee keer gezien door een psychiater, maar van een psychotherapeutische of psychiatrische behandeling is nimmer sprake geweest. Blijkens informatie die door de bedoelde psychiater is verstrekt, heeft appellant te kennen gegeven geen enkele wens tot behandeling te hebben. Nu geen sprake is van een behandeling, komt appellant niet in aanmerking voor vergoeding van een therapeutische reis naar Indonesië. In de omstandigheden van dit geval heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om van zijn onder 2.1 weergegeven uitgangspunten af te wijken. Het bestreden besluit houdt dus stand.
2.3.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD