Uitspraak
22 juni 2015, 14/7165 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam is afgewezen. Appellanten, die bijstand hebben aangevraagd, hebben zich op 21 januari 2014 gemeld en de aanvraag op 26 januari 2014 ingediend. Het college heeft hen vanaf 31 maart 2014 voorschotten verstrekt, maar heeft later de aanvraag afgewezen omdat appellanten onvoldoende inzicht hebben gegeven in hun financiële situatie. Dit gebeurde na een onderzoek waarbij het college om aanvullende gegevens vroeg, waaronder bankafschriften en informatie over een bedrijf dat appellant samen met zijn broer had. Appellant heeft niet alle gevraagde gegevens kunnen overleggen, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag en de terugvordering van verstrekte voorschotten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 29 november 2016 geoordeeld dat appellanten niet hebben voldaan aan hun inlichtingenverplichting. De Raad benadrukt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het college gerechtigd is om relevante financiële gegevens op te vragen. De Raad concludeert dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag en de terugvordering van de voorschotten terecht zijn, omdat appellanten niet voldoende informatie hebben verstrekt om hun recht op bijstand vast te stellen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.