ECLI:NL:CRVB:2016:4983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich op 31 augustus 2012 ziek meldde met klachten aan haar linker voet, was van mening dat zij recht had op een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had echter vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit was in bezwaar en beroep door de rechtbank bevestigd.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts voldoende waren gemotiveerd. Appellante voerde aan dat haar klachten en beperkingen onvoldoende waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 september 2014. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep besproken en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische gronden niet slagen.
De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellante. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.