ECLI:NL:CRVB:2016:4982
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid en de toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die wegens psychische klachten sinds 1991 arbeidsongeschikt was. De uitkering was oorspronkelijk toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar werd in 2008 ingetrokken omdat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, maar in 2014 werd de uitkering opnieuw beëindigd op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek. Appellante stelde dat het Uwv in strijd met het vertrouwensbeginsel had gehandeld door haar uitkering per 9 april 2014 in te trekken.
De Raad oordeelde dat het Uwv de uitkering mocht intrekken, mits dit gebeurde met inachtneming van de zorgvuldigheidsregels, waaronder een termijn van ten minste twee maanden. De Raad concludeerde dat aan deze voorwaarden was voldaan en dat er geen bewijs was dat het Uwv appellante onterecht had laten geloven dat haar uitkering niet zou worden ingetrokken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen aanknopingspunten waren voor een gewijzigd medisch beeld ten opzichte van 2008, en dat de intrekking van de uitkering rechtmatig was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.