ECLI:NL:CRVB:2016:4951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellanten ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en hebben in de periode van 1 december 2012 tot en met 31 juli 2014 niet alle inkomsten tijdig aan het college van burgemeester en wethouders van Den Haag doorgegeven. Het college heeft naar aanleiding van inkomensgegevens van de werkgevers van appellante de bijstand herzien en een bedrag van € 9.894,32 teruggevorderd. Tevens is er een boete van € 810,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij het college tijdig op de hoogte hebben gesteld van hun inkomsten. De Raad heeft geoordeeld dat appellanten niet aan hun inlichtingenverplichting hebben voldaan, omdat zij niet alle loongegevens tijdig hebben verstrekt. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellanten afgewezen. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete evenredig en passend was, gezien de omstandigheden van de appellanten.