ECLI:NL:CRVB:2016:4939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- J.T.H. Zimmerman
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. Betrokkene, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, had een aanvraag ingediend voor aanvullende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) als alleenstaande. Het college weigerde de aanvraag op basis van de veronderstelling dat betrokkene een gezamenlijke huishouding voerde met K, de persoon bij wie zij woonde.
De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, omdat er volgens de rechtbank geen sprake was van wederzijdse zorg tussen betrokkene en K. In hoger beroep heeft het college echter betoogd dat er wel degelijk sprake was van wederzijdse zorg, wat de Raad heeft bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden, zoals het gezamenlijk doen van de afwas, het wassen van elkaars kleding en het vervoer naar het ziekenhuis, duiden op een verbondenheid die de grenzen van een zakelijke relatie overschrijdt.
De Raad heeft geconcludeerd dat aan beide criteria van artikel 3, derde lid, van de WWB is voldaan, en dat betrokkene in de te beoordelen periode niet als zelfstandig subject van bijstand recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Het hoger beroep van het college is dan ook gegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak is vernietigd. De Raad heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard.