ECLI:NL:CRVB:2016:4928

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
15/7382 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake waarnemingstoelage voor medewerkers van de Unit Landelijke Interceptie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een groep medewerkers van de Unit Landelijke Interceptie (ULI) van het Korps Landelijke Politiediensten, die een waarnemingstoelage hebben aangevraagd. De medewerkers, die werkzaam waren als medewerker gegevensverwerking, zijn per 1 januari 2012 overgegaan naar de functie van Assistent Intake & Service B. In 2014 hebben zij verzocht om toekenning van een waarnemingstoelage, welke is afgewezen door de korpschef. De rechtbank Rotterdam heeft de beroepen van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de appellanten in hoger beroep zijn gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 december 2016 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de appellanten niet voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een waarnemingstoelage, omdat er geen sprake is van het tijdelijk verrichten van een andere functie. De Raad stelt vast dat de appellanten sinds de herinrichting van de ULI structureel belast zijn met hun werkzaamheden en dat er geen tijdelijke waarneming aan de orde is. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/7382 AW t/m 15/7388 AW
Datum uitspraak: 8 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
23 juli 2015, 14/6669, 14/8220 t/m 14/8225 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats 1] en zes anderen zoals vermeld op de bij deze uitspraak behorende lijst (appellanten)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. K. Kromhout hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaken 15/6053 AW e.v. plaatsgevonden op
27 oktober 2016. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Kromhout. De korpschef werd vertegenwoordigd door drs. N.A.G. Lintjens, R.M.M. Paulssen, mr. J. Tamis en
A.J. Cornelissen.
Na de zitting zijn de zaken gesplist.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellanten waren allen werkzaam als medewerker gegevensverwerking (schaal 5) bij de Unit Landelijke Interceptie (ULI) van het Korps Landelijke Politiediensten, thans landelijke eenheid van de Nationale Politie.
1.2.
Met ingang van 1 januari 2012 zijn appellanten in verband met het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) overgegaan naar de functie van
Assistent Intake & Service B, met bijbehorende schaal 5.
1.3.
In 2011 is besloten de inrichting van de ULI te herzien. Het rapport ‘Maya, strategische visie op het bijzondere opsporingsmiddel interceptie in het jaar 2012’ (rapport) bevat een herinrichting van de ULI. Per 1 januari 2012 is deze herinrichting doorgevoerd en zijn de medewerkers van de locatie Epe en Driebergen samengevoegd op één locatie in Driebergen. De dienstverlening werd uitgebreid (24-uursdienst) en er vond clustering plaats in de Frontoffice (met informatieverwerkers, schaal 7), de Productieomgeving (met medewerkers gegevensverwerking, schaal 5) en de Backoffice (met rechercheassistenten, schaal 6). Binnen de productieomgeving worden onder meer de primaire werkprocessen (primaire en ondersteunende processen) uitgevoerd, aangevuld met een aantal controleprocessen.
1.4.
Bij besluit van 19 maart 2014 is het verzoek van appellanten om toekenning van een waarnemingstoelage afgewezen. Bij de beslissing op bezwaar van 18 augustus 2014 (bestreden besluit) is de afwijzing van het verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage gehandhaafd.
1.5.
Naar aanleiding van de afwijzing van hun verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage hebben appellanten de korpschef verzocht hun organieke functie van medewerker gegevensbeheer opnieuw te beschrijven en te waarderen. Bij besluit van
28 augustus 2014 heeft de korpschef dit verzoek afgewezen. Bij separate uitspraak van heden (15/6053 AW e.v.) heeft de Raad op de hoger beroepen hierover beslist.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de korpschef zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in geval van appellanten artikel 17 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) niet van toepassing is, omdat geen sprake is van het tijdelijk uitoefenen van een andere functie. Evenmin worden appellanten door de rechtbank gevolgd in de stelling dat sprake is van het feitelijk vervullen van een hoger gewaardeerde functie. Voor dit oordeel heeft de rechtbank gewezen op de separate uitspraak van de rechtbank van dezelfde datum inzake het verzoek van appellanten om wijziging van hun functie.
3. Appellanten hebben op hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van het Bbp kan aan de ambtenaar die bij wijze van waarneming tijdelijk een functie uitoefent die bij toepassing van artikel 6, tweede lid, van het Bbp zou leiden tot een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, voor de duur van die waarneming een toelage worden toegekend. Onder waarneming wordt verstaan het krachtens een daartoe strekkende aanwijzing van het bevoegd gezag tijdelijk verrichten van een samenstel van werkzaamheden dat een andere functie vormt dan die van de ambtenaar zelf.
4.2.
Appellanten hebben betoogd dat zij sinds de herinrichting van de ULI feitelijk belast zijn met werkzaamheden behorende bij de functie van rechercheassistent en dus feitelijk een hoger gewaardeerde functie vervullen, op grond waarvan een waarnemingstoelage als bedoeld in artikel 17 van het Bbp moet worden toegekend. Dit betoog slaagt niet. Met de korpschef en de rechtbank is de Raad van oordeel dat artikel 17 van het Bbp in dit geval niet van toepassing is, nu geen sprake is van het ‘tijdelijk verrichten van’. Appellanten zijn sinds de herinrichting van de ULI immers, structureel belast met de hen opgedragen werkzaamheden, zodat van tijdelijke waarneming in de zin van artikel 17 van het Bbp niet gesproken kan worden. Aan beantwoording van de vraag of appellanten feitelijk een hoger gewaardeerde functie vervullen, komt de Raad dan ook niet toe.
4.3.
Geconcludeerd wordt dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en M. Kraefft en H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.V. van Donk

HD

Procedurenummers Betrokkene Woonplaats
1. AW [appellant 1] te [woonplaats 1]
2. 15/7383 AW [appellant 2] te [woonplaats 2]
3. 15/7384 AW [appellant 3] te [woonplaats 3]
4. 15/7385 AW [appellant 4] te [woonplaats 4]
5. 15/7386 AW [appellant 5] te [woonplaats 5]
6. 15/7387 AW [appellant 6] te [woonplaats 6]
7. 15/7388 AW [appellant 7] te [woonplaats 7]