Uitspraak
OVERWEGINGEN
20 januari 2011 en op 15 december 2014 heeft gezien wegens een sinus pilonidas en appellant op beide data heeft doorverwezen naar de poli chirurgie.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die als schoonmaker werkzaam was. Zijn dienstverband eindigde op 25 augustus 2014 en hij meldde zich op 10 december 2014 ziek wegens recidief sinus pilonidalis. De verzekeringsarts beoordeelde hem op 29 januari 2015 en concludeerde dat hij per 16 februari 2015 weer geschikt was voor zijn werk. Het Uwv bevestigde deze conclusie en beëindigde zijn ziekengeld. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Hij voerde aan dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd en dat zijn beperkingen onjuist waren vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsartsen de medische toestand van appellant op de datum in geding correct hadden ingeschat. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van volledige arbeidsongeschiktheid.
De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv om het recht op ziekengeld te beëindigen, omdat de medische gegevens geen ondersteuning boden voor de stelling dat appellant op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.