ECLI:NL:CRVB:2016:4854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens te late deelname aan groepsbijeenkomsten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 15 januari 2016 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had vernietigd. Appellant ontvangt sinds 1 april 2013 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en is verplicht om deel te nemen aan werk- of scholingsbijeenkomsten. Het college had appellant een verplichting opgelegd om deel te nemen aan deze bijeenkomsten, maar appellant is herhaaldelijk te laat verschenen. Als gevolg hiervan heeft het college de bijstand van appellant met 100% verlaagd voor de duur van één maand. De rechtbank oordeelde dat het college dit besluit niet correct had onderbouwd, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn beroepsgrond niet heeft beoordeeld, omdat het besluit van 2 februari 2015 niet als zodanig kenbaar was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het besluit van 2 februari 2015 in rechte onaantastbaar is geworden, omdat appellant hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt. De Raad bevestigt dat appellant verplicht was deel te nemen aan de groepsbijeenkomsten en dat zijn herhaaldelijke te late aankomst een overtreding van deze verplichting vormt. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft verlaagd, omdat appellant niet heeft aangetoond dat hij geen verwijt treft voor zijn gedragingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, voor zover deze is aangevochten.