ECLI:NL:CRVB:2016:4846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding van bezwaarkosten na intrekking bijstandsuitkering
Op 13 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. Appellant ontving sinds 26 mei 2008 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Het college heeft op 8 oktober 2014 de bijstand van appellant beëindigd, omdat uit onderzoek bleek dat appellant beschikte over middelen waarvan de aard en omvang onbekend waren. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand over een periode van meer dan zes jaar, met een terugvordering van € 86.357,94. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze ongegrond verklaard en de motivering aangepast.
Appellant ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. In hoger beroep betwistte appellant de weigering van het college om de kosten van bezwaar te vergoeden. Hij stelde dat de gewijzigde motivering van de besluiten 1 en 2 betekende dat het college de bezwaren gegrond had moeten verklaren en een kostenvergoeding had moeten toekennen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de vraag in geschil uitsluitend betrekking had op de vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar. Volgens de wet worden deze kosten alleen vergoed als het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Aangezien het college de besluiten 1 en 2 had gehandhaafd, was er geen sprake van herroeping en kwam appellant niet in aanmerking voor vergoeding van de kosten. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.