Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een ambtenaar werkzaam bij de provincie Zuid-Holland, tegen de intrekking van zijn overwerkvergoeding en toelagen. Appellant is sinds 1978 in dienst en heeft sinds 1985 de functie van chauffeur personenvervoer. In 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland besloten om de premie schadevrij rijden en de garantie dagvergoeding per 1 november 2014 in te trekken. Tevens is de vaste overwerkvergoeding GS-chauffeurs uitgesplitst in verschillende onderdelen, waarbij appellant aanspraak houdt op een persoonlijke toelage en een toelage onregelmatige dienst, maar de ambtstoelage en consignatietoelage zijn verlaagd na een jaar. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de intrekking van de overwerkvergoeding en de afbouw van de toelagen rechtmatig zijn. De Raad oordeelt dat de grondslag voor de overwerkvergoeding niet meer van toepassing is, aangezien appellant niet meer de functie vervult die recht geeft op deze vergoeding. De Raad heeft ook overwogen dat de besluiten van het college zijn genomen door de directeur, en dat er geen sprake is van benadeling van appellant door een bevoegdheidsgebrek. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het hoger beroep af, met verbetering van gronden.