ECLI:NL:CRVB:2016:4840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na medische beoordeling en aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant had zich op 13 november 2013 ziek gemeld na een verkeersongeval, waarbij hij linker schouderklachten opliep. Aanvankelijk ontving hij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet, maar later werd hem een ZW-uitkering toegekend. Na een eerstejaars ZW-beoordeling heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellant vanaf 13 december 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij in staat werd geacht meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aanpaste. Ondanks deze aanpassing concludeerde de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat appellant nog steeds meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn klachten waren verergerd, maar hij heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt onderbouwde.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de eerdere conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist waren. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij de aangevallen uitspraak werd vernietigd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en dat het Uwv het griffierrecht van appellant moest vergoeden.