ECLI:NL:CRVB:2016:4833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WGA-vervolguitkering en beoordeling van medische beperkingen na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellante, die deze uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) na een auto-ongeval op 12 juli 2009. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat er geen aanleiding was voor een medische urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante onderzocht en op basis van de informatie van de behandelend sector en eigen bevindingen een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De rechtbank concludeerde dat de medische beperkingen van appellante niet zijn onderschat en dat de geschiktheid voor de geselecteerde functies voldoende was gemotiveerd.
In hoger beroep handhaaft appellante haar standpunt dat de verzekeringsartsen onzorgvuldig hebben gehandeld en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen, met name wat betreft het aantal te werken uren. De Raad bevestigt echter de bevindingen van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsartsen adequaat hebben gehandeld. De informatie van de behandelend sector biedt geen voldoende onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen dan reeds in de FML zijn opgenomen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.