ECLI:NL:CRVB:2016:4817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke woonsituatie en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 8 september 2014 een kamer huurt op een bepaald adres, had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Het college stelde vast dat de appellant niet op het opgegeven adres woonde, maar op een ander adres, wat hij tijdens de aanvraagprocedure niet had opgegeven.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn woonsituatie. Tijdens een huisbezoek op het adres waar de appellant beweerde te verblijven, werden onvoldoende persoonlijke spullen aangetroffen die zouden wijzen op een feitelijk verblijf. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres verbleef en dat hij zijn aanvraag niet naar waarheid had ingevuld. De Raad bevestigde de afwijzing van de bijstandsaanvraag en de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van juiste en volledige informatie over de woonsituatie bij het aanvragen van bijstand. De Raad concludeerde dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De beslissing van het college om de aanvraag af te wijzen werd derhalve terecht geacht.