ECLI:NL:CRVB:2016:4786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht wegens niet tijdig verstrekken van gegevens
In deze zaak heeft appellant op 18 juli 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft appellant op 14 augustus 2013 verzocht om ontbrekende gegevens te verstrekken, met een verlengde beslistermijn tot 20 september 2013. Appellant heeft echter niet gereageerd en het college heeft zijn aanvraag op 27 augustus 2013 buiten behandeling gesteld. Appellant heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Op 24 april 2014 heeft appellant zich opnieuw gemeld voor bijstand, met als gewenste ingangsdatum 18 juli 2013. Het college heeft bij besluit van 2 mei 2014 bijstand toegekend vanaf de datum van de nieuwe aanvraag, maar de bijstand voor de periode voorafgaand aan deze datum afgewezen. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het besluit van 27 augustus 2013 en dat hij ervan uitging dat zijn eerste aanvraag nog in behandeling was. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant ten onrechte deze veronderstelling had, aangezien hij de brief van 14 augustus 2013 had ontvangen waarin duidelijk werd gemaakt dat het niet verstrekken van de gevraagde gegevens tot gevolg kon hebben dat de aanvraag niet meer in behandeling werd genomen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant na 20 september 2013 contact had moeten opnemen met het college, wat hij niet heeft gedaan.
De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstand eerder dan 24 april 2014 zou moeten ingaan. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.