ECLI:NL:CRVB:2016:4772
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van niet-wonen op uitkeringsadres en afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening
Op 13 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de intrekking van bijstand van verzoeker, die vanaf 20 mei 2015 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De intrekking vond plaats omdat verzoeker niet op zijn uitkeringsadres woonde. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de bijstand op 31 maart 2016 had opgeschort na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Verzoeker was niet verschenen op een oproep voor een gesprek en de bijstand werd uiteindelijk ingetrokken op 12 april 2016. De voorzieningenrechter van de rechtbank had het beroep van verzoeker tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop verzoeker in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 29 november 2016 is mr. drs. I. Heijselaar namens verzoeker verschenen, terwijl het college niet aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de onderzoeksbevindingen van het college, waaronder een huisbezoek op 4 april 2016, voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat verzoeker niet zijn feitelijke woon- en verblijfplaats had op het uitkeringsadres. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college niet verplicht was aanvullend onderzoek te verrichten en dat de aangevallen uitspraak voldoende gemotiveerd was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 december 2016.