ECLI:NL:CRVB:2016:4748

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
15/8078 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens gebrek aan medewerking aan huisbezoek

Op 6 december 2016 deed de Centrale Raad van Beroep uitspraak in een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betrof een afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant had op 4 september 2014 een aanvraag ingediend, maar weigerde medewerking aan een huisbezoek dat noodzakelijk was voor de verificatie van zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, omdat er een redelijke grond was voor het afleggen van het huisbezoek en appellant niet had meegewerkt.

In hoger beroep voerde appellant aan dat hij geen sleutel van de woning had en dat zijn broer deze bij zich had. De Raad oordeelde echter dat het ontbreken van de sleutel voor rekening en risico van appellant kwam. De Raad bevestigde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld door niet in te gaan op het aanbod van appellant om het huisbezoek later op de dag te laten plaatsvinden. De Raad benadrukte het belang van het onmiddellijk afleggen van een huisbezoek voor de effectiviteit van de controle op de opgegeven woonsituatie.

De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat appellant zijn medewerkingsverplichting had geschonden en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

15.8078 WWB

Datum uitspraak: 6 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2015, 15/2124 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. V.S. Waterval, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. Voor appellant is verschenen mr. Waterval. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. Karreman.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant staat vanaf 14 oktober 2013, samen met zijn broer [Appellant], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (thans basisregistratie personen) op het adres [adres] te [woonplaats].
1.2.
Op 4 september 2014 heeft appellant een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend met als woonadres het opgegeven adres. Naar aanleiding van de aanvraag heeft het college appellant bij brief van 8 september 2014 uitgenodigd voor een gesprek op 19 september 2014 om 11.00 uur. Na het gesprek zou ter verificatie van de woon- en leefsituatie een huisbezoek plaatsvinden. Appellant heeft tijdens het gesprek te kennen gegeven dat een huisbezoek niet mogelijk was omdat hij niet beschikte over een sleutel van de woning.
1.3.
Bij besluit van 22 september 2014, onder wijziging van de motivering gehandhaafd bij besluit van 13 februari 2015 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Omdat appellant niet zijn medewerking heeft verleend aan een onmiddellijk af te leggen huisbezoek heeft appellant niet voldaan aan zijn inlichtingen- en medewerkingsverplichting, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat een redelijke grond aanwezig was voor het afleggen van een huisbezoek aan de woning op het opgegeven adres en dat appellant daaraan niet terstond heeft meegewerkt.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 4 september 2014 (datum melding) tot en met
22 september 2014 (datum afwijzingsbesluit).
4.2.
Op grond van vaste rechtspraak (uitspraak van 11 april 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA2445) komt in het algemeen groot gewicht toe aan het belang van een bijstandverlenend orgaan om - zo nodig - onmiddellijk een huisbezoek af te leggen teneinde een door betrokkene opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie tussentijds wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel sterk aan effectiviteit inboet.
4.3.
Indien het onmiddellijk afleggen van een huisbezoek op het opgegeven adres noodzakelijk is, ligt het volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 18 september 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB4828) in de risicosfeer van de betrokkene indien dat huisbezoek niet mogelijk is. De omstandigheid dat appellant geen sleutel van de woning had, omdat hij de sleutel verloren had en zijn broer de sleutel bij zich had, komt dus voor rekening en risico van appellant. Anders dan appellant heeft betoogd heeft het college niet onzorgvuldig gehandeld door niet in te gaan op het aanbod van appellant om aan het einde van de dag rond 17.00 uur, wanneer de broer van appellant zou thuiskomen, alsnog een huisbezoek af te leggen. Omdat het in de risicosfeer van appellant ligt dat het huisbezoek niet plaats kon vinden, heeft dit niet kunnen plaatsvinden van het huisbezoek tot gevolg dat appellant de op grond van artikel 17, tweede lid, van de WWB op hem rustende plicht tot medewerking aan de uitvoering van de WWB heeft geschonden.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2016.
(getekend) A.M. Overbeeke
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD