ECLI:NL:CRVB:2016:4713
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor eigen werk na intrekking ZW-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 6 maart 2015 zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die als machineoperator werkte, had zich opnieuw ziek gemeld met linkerpols- en knieklachten na een eerdere ziekteperiode. Het Uwv had op 28 januari 2014 vastgesteld dat appellant met ingang van 29 januari 2014 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de medische beoordelingen niet zorgvuldig waren en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 30 november 2016 behandeld. Tijdens de zitting op 19 oktober 2016 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Ceylan, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. G.A. Vermeijden. De Raad heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de medische toestand van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had verzameld en dat er geen ernstige pathologie was die appellant ongeschikt zou maken voor zijn werk.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van appellant afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De beslissing werd openbaar gemaakt op 30 november 2016.