ECLI:NL:CRVB:2016:4705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevordering op grond van loopbaanbeleid binnen de politie en de redelijkheid van de vaste gedragslijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, werkzaam bij de politie, had een verzoek om bevordering ingediend op basis van het loopbaanbeleid, maar dit verzoek was na de deadline van 31 december 2012 ingediend. De korpschef van politie had het verzoek afgewezen, omdat appellante niet tijdig had aangegeven in aanmerking te willen komen voor bevordering. De Raad heeft vastgesteld dat het loopbaanbeleid eindigde op 1 januari 2013 en dat aanvragen om bevordering uiterlijk op 31 december 2012 moesten zijn ingediend. Appellante had weliswaar mondeling aangegeven in aanmerking te willen komen voor bevordering, maar dit was niet tijdig gedaan volgens de geldende regels.
De Raad heeft de argumenten van appellante dat de vaste gedragslijn van de korpschef niet redelijk was, verworpen. De Raad oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot deze gedragslijn had kunnen komen en dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij onjuist was voorgelicht door haar leidinggevende. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellante ongegrond was verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzoeken en de noodzaak voor ambtenaren om zich bewust te zijn van de geldende procedures en deadlines binnen het loopbaanbeleid.