ECLI:NL:CRVB:2016:4654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting; hersteltermijn en verwijtbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en werd uitgenodigd voor een gesprek om gegevens te verstrekken die noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar recht op bijstand. Appellante is echter niet verschenen op de afgesproken data en heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen het opschortingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college heeft vervolgens de bijstand van appellante ingetrokken, omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de PW. De Raad oordeelde dat appellante het verzuim om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken niet had hersteld en dat zij hiervan een verwijt kon worden gemaakt. Appellante had de mogelijkheid om uitstel te vragen, maar heeft dit nagelaten. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te oordelen dat het college onredelijk had gehandeld door de bijstand in te trekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.