ECLI:NL:CRVB:2016:465
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de weigering van een WIA-uitkering werd bevestigd. Appellant, die als luchthavenbeveiliger werkte, viel op 24 december 2008 uit wegens psychische klachten. Na een eerdere toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering, verzocht hij op 24 december 2012 om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Een verzekeringsarts concludeerde dat appellant beperkingen had, maar dat hij nog geschikt was voor bepaalde functies. Het Uwv stelde vast dat appellant met ingang van 12 september 2013 geen recht meer had op een WIA-uitkering. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. In beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, waaronder het niet ingaan op zijn oogklachten. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat hij medisch geschikt was voor de functies die aan de schatting ten grondslag lagen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 februari 2016.