ECLI:NL:CRVB:2016:4649
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om Wuv-uitkering op grond van oorlogsomstandigheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1939, een aanvraag ingediend voor een Wuv-uitkering, welke is afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad. De afwijzing is gebaseerd op het feit dat appellante niet kan worden gelijkgesteld met de vervolgde, omdat haar oorlogsomstandigheden niet zodanig zijn dat zij in aanmerking komt voor de uitkering. Appellante had eerder een aanvraag ingediend op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), die ook was afgewezen. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat er geen objectieve bevestiging is dat appellante ondergedoken is geweest tijdens de oorlog. De argumenten die appellante in beroep aanvoert, zijn reeds beoordeeld in de Wubo-procedure en worden niet opnieuw besproken. De Raad onderschrijft het standpunt van verweerder dat de omstandigheden van appellante niet voldoende zijn om haar met de vervolgde gelijk te stellen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2016 verklaart het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.