ECLI:NL:CRVB:2016:4640
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en rechtsgevolg van een brief van het college
Op 6 december 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een appellante die bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW) en die een proefplaatsing bij een bedrijf had afgezegd omdat zij zicht had op een reguliere baan. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had appellante uitgenodigd voor een gesprek om te bepalen of zij maatregelwaardig gedrag had vertoond door de plaatsing af te zeggen. Na een hoorzitting en een psychologisch belastbaarheidsonderzoek, verklaarde het college het bezwaar van appellante tegen een eerdere brief niet-ontvankelijk, omdat deze brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep stelde appellante dat de brief van 28 mei 2015 wel degelijk op rechtsgevolg was gericht en dus een besluit was. De Raad oordeelde echter dat de brief inderdaad een besluit was, omdat deze een nadere concretisering van de arbeidsverplichtingen bevatte. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en herroept het besluit van 28 mei 2015. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellante in bezwaar, beroep en hoger beroep, tot een totaalbedrag van € 2.480,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 december 2016.