ECLI:NL:CRVB:2010:BO0174

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3179 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot deelname aan psychodiagnostisch onderzoek in het kader van re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichting van appellant om deel te nemen aan een psychodiagnostisch onderzoek. Appellant had eerder bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was op de hoogte van zijn re-integratieverplichtingen. Na een gesprek met zijn trajectmanager werd een psychologisch onderzoek noodzakelijk geacht, waarna appellant werd verplicht om hieraan mee te werken. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze verplichting niet-ontvankelijk, omdat zij de brief waarin de verplichting werd opgelegd niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beschouwde.

De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en betwistte de uitspraak van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verplichting om deel te nemen aan het psychodiagnostisch onderzoek wel degelijk een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De Raad concludeerde dat de verplichting een concrete invulling is van de re-integratieverplichting zoals neergelegd in de WWB. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak vernietigd werd.

De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 6 november 2007 en droeg het College op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. Tevens werd bepaald dat de gemeente Hengelo het griffierecht aan appellant moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de verplichting tot medewerking aan onderzoeken die gericht zijn op arbeidsinschakeling.

Uitspraak

08/3179 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 22 april 2008, 07/1425 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo (hierna: College)
Datum uitspraak: 12 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in het geding met reg.nr. 08/1240 WWB, plaatsgevonden op 10 augustus 2010, waar appellant is verschenen en waar het College zich, zoals tevoren bericht, niet heeft doen vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is met ingang van 8 februari 2007 bijstand toegekend ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). In het toekenningsbesluit is appellant er onder meer op gewezen dat de in artikel 9, eerste lid, van de WWB vervatte (arbeids)verplichtingen op hem van toepassing zijn. Op 28 september 2007 heeft appellant een gesprek gevoerd met zijn trajectmanager in het kader van zijn mogelijkheden tot re-integratie. Naar aanleiding van dat gesprek heeft de trajectmanager een psychologisch onderzoek zinvol geacht. Daarbij is met name gedacht aan een psychodiagnostisch onderzoek. Bij brief van 2 oktober 2007, verzonden op 16 oktober 2007, heeft het College, voor zover hier van belang, appellant meegedeeld dat er een psychodiagnostisch onderzoek is aangevraagd en dat appellant verplicht is om aan dat onderzoek zijn medewerking te verlenen. Vervolgens is appellant bij brief van 17 oktober 2007 uitgenodigd voor een gesprek met een psycholoog op 25 oktober 2007. Appellant heeft aan die uitnodiging gehoor gegeven.
1.2. Bij besluit van 6 november 2007 heeft het College het tegen de brief van 2 oktober 2007 ingediende bezwaar van appellant, gericht tegen de verplichting om deel te nemen aan een psychodiagnostisch onderzoek, niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het College zich op het standpunt gesteld dat de brief van 2 oktober 2007 in zoverre niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 6 november 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de in de brief van 2 oktober 2007 aan appellant opgelegde verplichting om mee te werken aan een psychodiagnostisch onderzoek, geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de Raad houdt de aanwijzing van het onderzoek waaraan appellant moet deelnemen een nadere concretisering in van de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB neergelegde re-integratieverplichting. De verplichting om deel te nemen aan een psychodiagnostisch onderzoek moet derhalve worden beschouwd als een concrete invulling van de in de wettekst genoemde verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Dit betekent dat de aan appellant opgelegde verplichting er niet toe strekt appellant te herinneren aan de gelding van de reeds in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB neergelegde re-integratieverplichting, doch op rechtsgevolg is gericht. De Raad is dan ook van oordeel dat de brief van 2 oktober 2007 in zoverre moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4.2. De rechtbank heeft het vorenstaande niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het besluit van 6 november 2007 vernietigen en het College opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van het onder 4.1 overwogene.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten nu niet is gebleken dat appellant kosten heeft gemaakt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 6 november 2007;
Bepaalt dat het College een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt dat de gemeente Hengelo aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2010.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD