Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Verder heeft appellant een brief van UMCG van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, die als chauffeur medicijnvervoer werkte, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om geen recht op uitkering ingevolge de Wet WIA toe te kennen. Appellant had een aanvraag ingediend na een verkeersongeval in 2009. Aanvankelijk werd zijn aanvraag afgewezen, maar na bezwaar werd hij alsnog als verzekerd aangemerkt. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant beperkingen heeft, die zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv concludeerde dat appellant met ingang van 30 juli 2011 geen recht op uitkering had, omdat hij in staat werd geacht om passende functies te vervullen.
Appellant heeft in beroep en hoger beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts niet objectief heeft gehandeld en dat zijn beperkingen niet goed zijn ingeschat. Hij heeft diverse medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat er geen aanleiding was om het Uwv niet te volgen in zijn beoordeling van de belastbaarheid van appellant.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.