ECLI:NL:CRVB:2016:4576

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
15/7310 WTCG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de lage tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 september 2015, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK, waarin hem voor het jaar 2013 een lage tegemoetkoming van € 290,- was toegekend op basis van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). De rechtbank oordeelde dat het CAK in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd had toegelicht waarom appellant slechts recht had op deze lage tegemoetkoming en dat er geen aanleiding was om het besluit onzorgvuldig of onvoldoende gemotiveerd te achten. Appellant stelde in hoger beroep dat zowel het CAK als de rechtbank de feiten niet juist hadden weergegeven en dat hij niet correct was gehoord.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep in wezen een herhaling waren van wat hij eerder had aangevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet met inhoudelijke argumenten had aangetoond dat het bestreden besluit onjuist was. Ook de beroepsgrond dat hij niet goed was gehoord, werd verworpen, omdat appellant zelf had aangegeven geen behoefte te hebben aan een nieuwe hoorzitting. De Raad merkte op dat appellant vooral een signaal wilde afgeven over maatschappelijke ontwikkelingen die hem zorgen baarden, maar dat dit niet leidde tot een andere beoordeling van de zaak.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/7310 WTCG
Datum uitspraak: 30 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 september 2015, 15/2948 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2016. Appellant is verschenen. CAK is vertegenwoordigd door W. de Kwant.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
CAK heeft in een besluit van 24 oktober 2014 aan appellant voor het jaar 2013 een algemene tegemoetkoming van € 290,- toegekend op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 8 april 2015 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 oktober 2014 ongegrond verklaard. Appellant heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat CAK in het bestreden besluit gemotiveerd heeft toegelicht waarom appellant slechts recht heeft op een lage tegemoetkoming van € 290,-. Nu appellant ongemotiveerd de besluitvorming heeft betwist, ziet de rechtbank geen aanleiding het bestreden besluit onzorgvuldig of onvoldoende gemotiveerd te vinden. De rechtbank gaat ook niet mee in appellants beroepsgrond dat CAK de hoorplicht heeft geschonden.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant zijn zowel door CAK als de rechtbank de feiten niet juist weergegeven en hebben zij onzorgvuldig gehandeld. Verder hebben CAK en de rechtbank hem ten onrechte niet correct gehoord.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De Raad onderschrijft de overweging van de rechtbank dat CAK in het bestreden besluit gemotiveerd heeft uiteengezet waarom de regelgeving leidt tot een toekenning van de lage tegemoetkoming van € 290,- en niet tot de zogenaamde hoge tegemoetkoming. Appellant heeft ook nu niet met inhoudelijke argumenten bestreden waarom het bestreden besluit onjuist is. De beroepsgrond dat CAK de feiten niet juist heeft weergegeven en dat CAK onzorgvuldig heeft gehandeld slaagt dus niet.
4.2.
Appellant heeft niet nader onderbouwd waarom hij vindt dat hij niet goed gehoord is door de rechtbank. Met betrekking tot het horen in bezwaar overweegt de Raad het volgende. In de bezwaarfase hebben geplande hoorzittingen geen doorgang kunnen vinden omdat eerst CAK en later appellant verhinderd was. CAK heeft vervolgens geprobeerd opnieuw een hoorzitting te plannen. Appellant heeft toen aangegeven geen behoefte te hebben aan een nieuwe hoorzitting. CAK heeft appellant toch uitgenodigd voor een nieuwe hoorzitting. Appellant heeft echter niet gereageerd op de uitnodigingsbrief en is niet verschenen op de hoorzitting. Ter zitting van de Raad heeft appellant daarover uitgelegd dat het hem veel geld kost als hij naar een hoorzitting in Den Haag moet gaan. Onder de geschetste omstandigheden is niet in te zien waarom appellant stelt dat hij in bezwaar niet correct is gehoord. Deze beroepsgrond van appellant slaagt dus ook niet.
4.3.
Naar de Raad uit het verhandelde op de zitting heeft begrepen is het appellant niet zozeer te doen om gemotiveerd verweer te voeren tegen de wijze waarop CAK de regelgeving heeft toegepast, maar meer om een signaal af te geven dat de maatschappelijke ontwikkelingen hem zorgen baren, vooral voor de mensen in de samenleving die zorg nodig hebben.
5. Wat hiervoor is overwogen houdt in dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) R.I. Troelstra

NW