ECLI:NL:CRVB:2016:4575

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
15/7305 WTCG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschriften inzake tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 22 september 2015 het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het CAK, waarin hem voor de jaren 2011 en 2012 een algemene tegemoetkoming was toegekend op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Het CAK verklaarde de bezwaren van appellant niet-ontvankelijk, omdat deze niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken waren ingediend. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift van appellant te laat was ingediend en dat hij niet had aangetoond dat hij eerder bezwaar had gemaakt. Appellant ging in hoger beroep en stelde dat zowel het CAK als de rechtbank de feiten onjuist hadden weergegeven en dat hij wel op tijd bezwaar had gemaakt. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de bekendmaking van de besluiten op de juiste wijze had plaatsgevonden en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Appellant had niet kunnen onderbouwen dat hij eerder bezwaar had gemaakt en zijn stelling dat hij niet goed gehoord was, werd ook verworpen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

15/7305 WTCG, 15/7307 WTCG
Datum uitspraak: 30 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 september 2015, 15/2937 en 15/2936 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2016. Appellant is verschenen. CAK is vertegenwoordigd door W. de Kwant.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
CAK heeft in een besluit van 18 oktober 2012 aan appellant voor het jaar 2011 een algemene tegemoetkoming van € 308,- toegekend op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Verder heeft CAK in een besluit van 5 december 2013 aan appellant voor het jaar 2012 een algemene tegemoetkoming van € 296,- toegekend op grond van de Wtcg.
1.2.
Appellant heeft in een brief van 3 december 2014, bij CAK ontvangen op 8 december 2014, bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
1.3.
In twee afzonderlijke besluiten van 30 maart 2015 (bestreden besluiten) heeft CAK het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 18 oktober 2012 en 5 december 2013
niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft CAK ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift niet voor het einde van de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken is ingediend. Appellant heeft tegen die besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de besluiten overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bekend zijn gemaakt. Het bezwaarschrift is buiten de termijn van artikel 6:7 van de Awb ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is het aan appellant om te onderbouwen dat hij eerder dan in zijn brief van 3 december 2014 bezwaar heeft gemaakt. Dat is niet gelukt. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De rechtbank volgt appellant niet in zijn beroepsgrond dat CAK de hoorplicht heeft geschonden.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant zijn zowel door CAK als de rechtbank de feiten niet juist weergegeven en hebben zij onzorgvuldig gehandeld. Verder heeft hij wel op tijd bezwaar gemaakt. Ten slotte hebben CAK en de rechtbank hem ten onrechte niet correct gehoord.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, Awb gebeurt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Artikel 6:7 van de Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het tweede lid bepaalt dat bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, onder de voorwaarde dat het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2.
Niet in geschil is dat CAK de besluiten van 18 oktober 2012 en 5 december 2013 op die data heeft verzonden. Dit betekent dat deze besluiten op 18 oktober 2012 respectievelijk
5 december 2013 op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt.
4.3.
Het bezwaarschrift van appellant dateert van 3 december 2014 en is door CAK ontvangen op 8 december 2014. De in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken is daarmee dus ruim overschreden. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij al eerder bezwaar heeft gemaakt. Hij heeft wel gesteld dat hij eerder bezwaarschriften heeft ingediend en rappellen heeft verstuurd, maar deze stelling heeft hij niet nader kunnen onderbouwen met bewijsstukken. Verder is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.4.
Daarom is de Raad met de rechtbank van oordeel dat CAK terecht appellants bezwaren tegen de besluiten van 18 oktober 2012 en 5 december 2013 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.5.
Appellant heeft niet nader onderbouwd waarom hij vindt dat hij niet goed gehoord is door de rechtbank. Met betrekking tot het horen in bezwaar overweegt de Raad het volgende. In de bezwaarfase hebben geplande hoorzittingen geen doorgang kunnen vinden omdat eerst CAK en later appellant verhinderd was. CAK heeft vervolgens geprobeerd opnieuw een hoorzitting te plannen. Appellant heeft toen aangegeven geen behoefte te hebben aan een nieuwe hoorzitting. CAK heeft appellant toch uitgenodigd voor een nieuwe hoorzitting. Appellant heeft echter niet gereageerd op de uitnodigingsbrief en is niet verschenen op de hoorzitting. Ter zitting van de Raad heeft appellant daarover uitgelegd dat het hem veel geld kost als hij naar een hoorzitting in Den Haag moet gaan. Onder de geschetste omstandigheden is niet in te zien waarom appellant stelt dat hij in bezwaar niet correct is gehoord. Deze beroepsgrond van appellant slaagt dus ook niet.
4.6.
Het hoger beroep slaagt dus niet. Dat houdt in dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) R.I. Troelstra

NW