ECLI:NL:CRVB:2016:4552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsrecht en terugvordering van bijstandsuitkeringen na melding van ongebruikelijke financiële transacties
Op 29 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft appellanten die sinds 2 juli 2001 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van meldingen van ongebruikelijke financiële transacties door de Regiopolitie Utrecht, heeft de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten in de periode van 1 januari 2003 tot en met 21 juli 2011 ten onrechte bijstand hebben ontvangen, wat resulteerde in een herzieningsbeslissing van het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom op 21 november 2014.
De herzieningsbeslissing leidde tot een terugvorderingsbesluit op 13 april 2015, waarbij een bedrag van € 46.790,- werd teruggevorderd. Appellanten maakten bezwaar tegen dit terugvorderingsbesluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarop appellanten in hoger beroep gingen.
In hoger beroep voerden appellanten aan dat de herzieningsbeslissing niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, omdat deze niet duidelijk maakt wat de aard van de herziening is. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de herzieningsbeslissing wel degelijk een besluit is en dat appellanten niet binnen de wettelijke termijn bezwaar hebben gemaakt. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.