ECLI:NL:CRVB:2016:455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na verzuim in het verstrekken van gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de orde is. Appellante ontving bijstand, maar heeft niet voldaan aan een verzoek van de gemeente Rotterdam om gegevens te verstrekken die noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar recht op bijstand. Ondanks herhaalde verzoeken om bankafschriften en andere relevante informatie, heeft appellante deze gegevens niet aangeleverd. Hierdoor heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloten om de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het opschortingsbesluit van het college in rechte onaantastbaar is geworden. De Raad heeft beoordeeld of de intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB rechtmatig was. Het college had de bevoegdheid om de bijstand in te trekken, omdat appellante verzuimd had om binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens te verstrekken. Appellante voerde aan dat haar verzuim niet verwijtbaar was vanwege medische omstandigheden, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat deze omstandigheden haar verhinderden om tijdig te reageren op de verzoeken van het college.
De Raad concludeert dat aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand is voldaan en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, en de uitspraak is openbaar gedaan op 2 februari 2016.