ECLI:NL:CRVB:2016:4541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsrecht en terugvordering bijstand op basis van onderzoek naar ongebruikelijke financiële transacties
Op 29 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft appellante die sinds 29 oktober 1996 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van meldingen van ongebruikelijke financiële transacties door de Regiopolitie Utrecht, heeft de Regionale Sociale Recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek onthulde dat appellante tussen 1 februari 2008 en 31 augustus 2011 sieraden heeft beleend voor een totaalbedrag van € 52.480,- zonder dit te melden aan het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom.
Op 21 november 2014 heeft het dagelijks bestuur een herzieningsbeslissing genomen, waarin werd vastgesteld dat appellante ten onrechte bijstand heeft ontvangen over de genoemde periode. Dit leidde tot een terugvorderingsbesluit op 13 april 2015, waarbij een bedrag van € 47.155,- werd teruggevorderd. Appellante maakte bezwaar tegen dit terugvorderingsbesluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep betoogde appellante dat de herzieningsbeslissing niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, omdat deze niet duidelijk maakt wat de gevolgen zijn voor haar recht op bijstand. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de herzieningsbeslissing wel degelijk een besluit is en dat appellante niet binnen de wettelijke termijn bezwaar heeft gemaakt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.