ECLI:NL:CRVB:2016:4532

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
15/8427 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
  • M.S. Boomhouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de beoordeling van de matching

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van een appellant die werkzaam was bij de politie. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep van de appellant tegen een besluit van de korpschef ongegrond werd verklaard. De appellant was tot de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) werkzaam in verschillende functies en had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie voor de omzetting naar het LFNP. De korpschef had besloten tot toekenning van de LFNP-functie van [functie 3], maar de appellant stelde dat de uitgangspositie van [functie 2] niet correct was en dat hij recht had op een hogere functie, namelijk [functie 4].

De Raad overweegt dat de appellant zijn uitgangspositie in rechte vaststaat, omdat hij geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de vaststelling daarvan. De Raad concludeert dat de matching van de appellant met de LFNP-functie van [functie 3] in overeenstemming is met de geldende regelgeving en dat de argumenten van de appellant over de hardheidsclausule en het gelijkheidsbeginsel niet slagen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en M.S. Boomhouwer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2016.

Uitspraak

15/8427 AW
Datum uitspraak: 24 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
16 december 2015, 14/6996 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.L.A. Helmer, advocaat. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan en L.M. van den Hil.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant was tot de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) in de periode van 1997 tot 2002 werkzaam in de functie van [functie 1], salarisschaal 14, bij de (voormalige) politieregio [regio 1]. Vanaf 2002 heeft appellant jarenlang op uitleen- en detacheringsbasis binnen en buiten de sector politie verschillende functies vervuld. Appellant verrichtte deze vanuit de functie van [functie 2], salarisschaal 13, waarin hij was geplaatst, met behoud van zijn bezoldiging overeenkomstig salarisschaal 14.
1.3.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van [functie 2], salarisschaal 13. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie.
1.4.
Na het voornemen daartoe bekend te hebben gemaakt en appellant gelegenheid te hebben geboden daaromtrent zijn bedenkingen kenbaar te maken, heeft de korpschef op 8 januari 2014 ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 3], met als vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, gewaardeerd in salarisschaal 13.
1.5.
Bij besluit van 15 juli 2014 (bestreden besluit) is het tegen het besluit van 8 januari 2014 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat ten onrechte de uitgangspositie van [functie 2], salarisschaal 13, is gebruikt voor de matching. Er had rekening gehouden moeten worden met het executieve karakter van de (feitelijke) werkzaamheden die hij tijdens zijn detachering heeft verricht. Dan zou ook zijn gekozen voor het domein Uitvoering en niet voor het domein Ondersteuning. Dat alles zou hebben moeten leiden tot toekenning van en overgang naar de functie van [functie 4], salarisschaal 14. Er had niet simpelweg om administratieve redenen voor plaatsing in de functie van [functie 2] gekozen mogen worden. Appellant heeft zich verder beroepen op de hardheidsclausule en op het gelijkheidsbeginsel.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd over de uitgangspositie van [functie 2] en de daarbij behorende salarisschaal 13 had hij aan de orde moeten stellen in een bezwaarprocedure tegen het besluit over zijn uitgangspositie. Nu hij tegen dit besluit geen rechtsmiddelen heeft aangewend staat zijn uitgangspositie in rechte vast. De vastgestelde uitgangspositie van [functie 2] en de daarbij behorende
salarisschaal 13 gelden daarom als een gegeven en kunnen in dit hoger beroep niet meer aan de orde worden gesteld. De Raad onderschrijft verder hetgeen de rechtbank ter zake heeft overwogen.
4.2.1.
Het is de Raad, net als de rechtbank, niet gebleken dat de matching van appellant resulterend in de toekenning van en de overgang naar de functie van [functie 3] niet in overeenstemming met de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling) en de bijbehorende transponeringstabel is geschied, dan wel dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten.
4.2.2.
De stelling van appellant dat bij de matching rekening had moeten worden gehouden met de werkzaamheden die hij tijdens zijn detachering(en) heeft verricht, slaagt niet. Hiertoe is allereerst van belang dat in de ten aanzien van appellant opgemaakte detacheringsovereenkomsten is afgesproken dat hij na afloop van de detachering in beginsel terugkeert in zijn oorspronkelijke functie, zijnde de functie van [functie 2]. De matching op basis van de oorspronkelijke functie van appellant was dan ook geheel in lijn met deze afspraak. Verder is van belang dat, zoals de Raad in zijn uitspraak van 17 maart 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:960) in een geval van detachering buiten de sector politie heeft overwogen, de regelgever uitdrukkelijk beoogd heeft dat bij de matching geen rekening wordt gehouden met de tijdens de detachering verrichte werkzaamheden.
4.2.3.
Voor zover appellant heeft gesteld dat de Regeling ten onrechte niet voorziet in matching op basis van de salarisschaal verwijst de Raad naar hetgeen hij ter zake heeft overwogen in de in 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015.
4.3.
Ook het beroep op de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule slaagt niet. De hardheidsclausule is niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie.
4.4.
Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin. De korpschef heeft gemotiveerd betoogd dat de situatie van de door appellant genoemde collega uit de voormalige politieregio [regio 1] niet gelijk is aan die van appellant. Bij appellant is in het besluit tot vaststelling van de uitgangspositie vermeld dat hij na detachering terugkeert in zijn oorspronkelijke functie van [functie 2] en dat dit zijn uitgangspositie is. Op basis daarvan heeft de matching plaatsgevonden. Met de collega zijn afspraken gemaakt die ertoe hebben geleid dat zij vooralsnog niet zal worden gematcht. Zij is dan ook niet, zoals appellant heeft gesteld, overgegaan naar een LFNP-functie, laat staan de functie van [functie 4] F. Appellant heeft dit niet betwist.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
24 november 2016.
(getekend) K.J. Kraan
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD