ECLI:NL:CRVB:2016:4530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening op basis van niet ingediende bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Appellante ontving sinds 13 december 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) als alleenstaande ouder. Naar aanleiding van anonieme meldingen dat appellante samenwoonde met haar echtgenoot, heeft het college onderzoek gedaan naar haar financiële situatie. Appellante werd verzocht om bankafschriften van haar en haar kinderen te overleggen, maar heeft dit niet volledig gedaan. Het college heeft daarop haar bijstandsverlening opgeschort en uiteindelijk ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat appellante niet de gevraagde bankafschriften heeft overgelegd, wat van belang is voor de beoordeling van haar recht op bijstand. Appellante heeft aangevoerd dat het college deze gegevens ook via het Suwinet had kunnen verkrijgen, maar de Raad oordeelt dat het college niet op andere wijze over de gevraagde gegevens kon beschikken. Ook de stelling van appellante dat er geen saldo op de bankrekening van haar kind staat, wordt verworpen, omdat zij geen bewijs heeft geleverd dat zij niet aan het verzoek kon voldoen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling tot schadevergoeding of proceskosten, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen.