Uitspraak
OVERWEGINGEN
1958, een pensioenoverzicht toegezonden waarin is meegedeeld dat zijn
AOW-opbouw begint bij zijn 17e jaar en dat hij vanaf 16 augustus 1975 tot en met
17 april 2013 verzekerd is geacht voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), met uitzondering van de niet verzekerde periode tussen 30 juli 1990 tot en met 5 november 1995. Tegen dit pensioenoverzicht heeft appellant geen rechtsmiddel aangewend.
23 oktober 2014 heeft de Svb meegedeeld dat de AOW-opbouw van appellant is uitgezocht tussen 16 augustus 1975 en 24 oktober 2014. Appellant is in die periode verzekerd geacht met uitzondering van de periode tussen 30 juli 1990 tot en met 5 november 1995 en tussen 2 juni 2013 en 24 oktober 2014. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddel aangewend.
17 jaar bij de opbouw van het pensioen van appellant, dus [vanaf] 1975. Het feit dat appellant op 15- en 16-jarige leeftijd heeft gewerkt en premies heeft betaald, doet hier volgens de Svb niet aan af, nu de wet geen ruimte biedt om van artikel 7a van de AOW af te wijken.
AOW-pensioen, een inmenging heeft plaatsgevonden in dat eigendomsrecht.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve de beslissing met betrekking tot de vergoeding van het griffierecht;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 1 juni 2015 ongegrond;
- veroordeelt de Svb in de kosten van appellant tot een bedrag van € 187,40;
- bepaalt dat de Svb het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- aan appellant vergoedt.