Uitspraak
OVERWEGINGEN
34 uurper week. Appellante heeft vanaf 26 februari 2001 een uitkering op grond van de
9 september 2013 vermeld dat de longontsteking volgens de internist met goed resultaat met antibiotica is behandeld, dat de vaatchirurg en de dermatoloog tussentijds geen afwijkingen hebben vastgesteld behoudens een Bakerse cyste en dat de radioloog een matige, met name laterale, gonartrose heeft vastgesteld. De verzekeringsarts heeft bij lichamelijk en psychisch onderzoek geen duidelijke afwijkingen waargenomen, behalve aanwijzingen voor artrose van de linkerknie. Deze arts heeft een verslechtering door artrose met ingang van
1 november 2012 in aanmerking genomen en heeft een aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van geselecteerde voorbeeldfuncties in een rapport van 26 september 2013 berekend dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante 54% bedraagt.
11 april 2014 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt geacht ten gevolge van klachten die ook aanwezig waren op de datum in geding. Ze heeft PTSS, een bipolaire stoornis en slijtage aan haar vinger- en polsgewrichten. Daarnaast had ze ten tijde van de datum in geding slaapproblemen. Appellante heeft, onder verwijzing naar het verslag van de radioloog van
7 mei 2014, betoogd dat zij de geselecteerde voorbeeldfuncties niet kan vervullen door de artrose aan haar handen. Ter onderbouwing van haar hoger beroep heeft zij voorts een verslag van de behandelend radioloog van 4 augustus 2016 ingebracht.
19 augustus 2015 in reactie op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd naar voren gebracht dat artrose een progressieve aandoening is en dat in de beoordeling van de medische situatie van appellante met ingang van 29 november 2012 de pols- en handklachten minder op de voorgrond stonden dan tijdens de beoordeling van de toename van arbeidsongeschiktheid met ingang van 11 april 2014. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat de combinatie van (toegenomen) psychische klachten met inmiddels ernstige artrose in de handen en in de rest van het lichaam maakt dat er in 2014 een arbeidsduurbeperking is aangenomen. Over het verslag van de radioloog van 4 augustus 2016 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 29 september 2016 opgemerkt dat hieruit blijkt dat er lichte tot matige degeneratieve veranderingen zijn in de wervelkolom en dat in de onderrug nu een matig ernstige discopathie is, wat volgens dit verslag nieuw is ten opzichte van 2011. Een mogelijke lichte toename van artrose in 2012 impliceert niet meteen meer beperkingen of een verminderde belastbaarheid. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling in 2012 voldoende rekening gehouden met de slijtage in de nek en in de rug. Er zijn geen aanknopingspunten voor twijfel over de juistheid van dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.