ECLI:NL:CRVB:2016:4480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor huur en inrichtingskosten op basis van voorzienbaarheid en reserveringsruimte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds februari 2014 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en inrichtingskosten. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, omdat de kosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden en de verhuizing van de appellant voorzienbaar was. De appellant had in zijn hoger beroep aangevoerd dat hij door zijn financiële situatie onvoldoende had kunnen reserveren voor de verhuizing.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op de hoogte was van de tijdelijke aard van zijn verblijf bij een kennis en dat hij in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag bijstand had ontvangen. De Raad oordeelde dat de appellant voldoende mogelijkheden had om te reserveren voor de verhuizing en dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid vormde die het verlenen van bijstand rechtvaardigde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, waarbij werd benadrukt dat de kosten voor verhuizing en inrichtingskosten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers van bijzondere bijstand om aan te tonen dat zij niet in staat zijn om noodzakelijke kosten te dekken uit hun reguliere bijstandsuitkering of andere middelen, en dat de omstandigheden die tot de aanvraag leiden daadwerkelijk als bijzonder moeten worden aangemerkt.