ECLI:NL:CRVB:2016:4441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor bijstand met terugwerkende kracht; geen bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante had bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met terugwerkende kracht over de periode van 1 november 2003 tot 1 januari 2013. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had deze aanvraag afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college niet had mogen afwijzen.
De Raad overwoog dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij gedurende de gehele periode van 1 september 2003 tot 1 januari 2013 niet in staat was om bijstand aan te vragen. De door appellante ingebrachte medische stukken gaven geen voldoende onderbouwing voor haar stelling dat zij niet in staat was om een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regel dat bijstand niet met terugwerkende kracht wordt verleend, rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.