ECLI:NL:CRVB:2016:4434
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterecht opschorting en intrekking van bijstand wegens niet voldoen aan oproep voor arbeidsintegratiedoeleinden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 5 februari 2013 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). In augustus 2013 werd appellant uitgenodigd voor een trajectplan gericht op arbeidsactivering. Appellant heeft echter niet voldaan aan verschillende oproepen van het college, wat leidde tot de opschorting en intrekking van zijn bijstand. Het college stelde dat appellant niet had meegewerkt aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, wat volgens hen een grond was voor de opschorting en intrekking van de bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken, omdat het niet voldoende had aangetoond dat appellant niet had meegewerkt aan het onderzoek naar zijn arbeidsinschakeling. De Raad stelde vast dat de huisbezoeken en verzoeken om informatie enkel gericht waren op het verkrijgen van medische gegevens en dat het college niet had aangetoond dat deze gegevens noodzakelijk waren voor het vaststellen van het recht op bijstand. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waardoor de besluiten van het college werden herroepen en appellant zijn recht op bijstand behield.
Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 1.984,-, en diende het college het griffierecht van in totaal € 166,- aan appellant te vergoeden.