ECLI:NL:CRVB:2016:4430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ten onrechte geweigerde dwangsom en rechtsgeldige ingebrekestelling in het kader van bijzondere bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin appellanten, vertegenwoordigd door mr. N. Wohlgemuth Kitslaar, een aanvraag voor bijzondere bijstand hadden ingediend. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten niet op de juiste wijze het college in gebreke hadden gesteld, waardoor hun beroepen niet-ontvankelijk werden verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het faxbericht van 10 augustus 2014, waarin appellanten het college in gebreke stelden, wel degelijk als een rechtsgeldige ingebrekestelling kan worden beschouwd. Dit is gebaseerd op de vaststelling dat het college de elektronische weg voor ingebrekestellingen niet had opengesteld, en dat appellanten niet op de hoogte waren gesteld van deze procedurele vereiste. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten op de aanvragen gegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat het college een dwangsom van € 1.260,- verschuldigd is aan appellanten, omdat het college niet tijdig op de aanvragen heeft beslist. Daarnaast is het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellanten, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 18 oktober 2016.