ECLI:NL:CRVB:2016:442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om terug te komen van een eerdere intrekking van een WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellante, die eerder een volledige uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerdere intrekking van haar uitkering. De intrekking vond plaats op 13 december 2006, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. Appellante heeft in 2013 verzocht om haar uitkering opnieuw toe te kennen, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er wel nieuwe feiten zijn, namelijk een schildklieraandoening die in 2010 is vastgesteld, maar die volgens haar ook al in 2006 aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat er geen nieuwe medische feiten zijn gepresenteerd die de eerdere beslissing van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft vastgesteld dat de medische informatie die door appellante is overgelegd, niet voldoende is om aan te tonen dat de eerdere intrekking van de uitkering onjuist was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een WAO-uitkering, ook niet met ingang van een latere datum dan haar aanvraag in 2013.