ECLI:NL:CRVB:2016:4415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit en vertraging in uitbetaling van bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, had een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens een onrechtmatig besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hollands Kroon. Dit besluit betrof de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). De appellant stelde dat hij schade had geleden door de vertraging in de uitbetaling van bijstand, wat leidde tot financiële problemen, huisuitzetting en immateriële schade, waaronder een zelfmoordpoging en het beëindigen van zijn relatie.
De Raad heeft vastgesteld dat het college de taken van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Kop van Noord-Holland had overgenomen en dat de appellant in hoger beroep ging tegen de afwijzing van zijn schadevergoeding. De Raad oordeelde dat er geen causaal verband was tussen de vertraging in de bijstandsuitbetaling en de schade die de appellant had geleden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de onrechtmatigheid van het besluit van 29 juli 2009 was vastgesteld, maar dat de schadevergoeding niet kon worden toegewezen omdat de appellant niet had aangetoond dat zijn immateriële schade direct voortvloeide uit het onrechtmatige besluit.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De Raad benadrukte dat de bestuursrechter zich niet hoeft uit te laten over onbehoorlijk bestuur indien dit losstaat van de onrechtmatige besluitvorming. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met O.L.H.W.I. Korte als voorzitter, en de leden E.C.R. Schut en G. van der Wiel, in aanwezigheid van griffier J. Tuit.