ECLI:NL:CRVB:2016:4411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bedrijfskrediet voor zelfstandige op basis van onvoldoende aflossingscapaciteit en deugdelijk advies
In deze zaak heeft appellant op 25 februari 2014 een aanvraag ingediend voor bijstand in de vorm van een bedrijfskrediet op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het college van burgemeester en wethouders van Huizen heeft advies gevraagd aan adviesbureau Iemand BV over de levensvatbaarheid van het bedrijf van appellant. Het adviesbureau concludeerde op 8 april 2014 dat het bedrijf niet levensvatbaar was, onder andere vanwege onvoldoende aflossingscapaciteit en onvoldoende ondernemersvaardigheden van appellant. Op basis van dit advies heeft het college de aanvraag op 30 april 2014 afgewezen, een besluit dat later is gehandhaafd.
De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit op 1 mei 2015 ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat zijn levensvatbaarheid niet alleen op cijfers, maar ook op zijn daadkracht als ondernemer beoordeeld moest worden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college in beginsel mocht uitgaan van het advies van het adviesbureau, tenzij er concrete redenen waren om aan de zorgvuldigheid of inhoud van dat advies te twijfelen. Appellant heeft geen objectieve gegevens overgelegd die de conclusies van het adviesbureau ontkrachten.
De Raad bevestigde dat de aflossingscapaciteit van appellant onvoldoende was en dat de door het college vastgestelde aflossingstermijn van drie jaar redelijk was. De gestelde daadkracht van appellant leidde niet tot een ander oordeel over de levensvatbaarheid van het bedrijf. De rechtbank had het beroep van appellant terecht ongegrond verklaard, en het hoger beroep werd verworpen.