ECLI:NL:CRVB:2016:441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- E. Dijt
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van Wajong-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een Wajong-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door geen mededeling te doen van haar verblijf en werkzaamheden in het buitenland. Het Uwv had op basis van een anonieme melding een onderzoek ingesteld en vastgesteld dat appellante in Australië en Thailand had verbleven en daar werkzaamheden had verricht zonder dit aan het Uwv te melden. Hierdoor werd de Wajong-uitkering over een bepaalde periode ingetrokken en werd een bedrag van € 14.503,92 teruggevorderd, evenals een boete van € 1.460,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
Appellante maakte bezwaar tegen deze besluiten en voerde aan dat zij pas later naar Australië was vertrokken en dat zij niet alle benodigde documenten kon overleggen. Het Uwv verlaagde uiteindelijk het terug te vorderen bedrag en de boete, maar het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft gehandeld. De Raad stelt vast dat appellante de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat het Uwv bevoegd was om de uitkering terug te vorderen. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.