Uitspraak
OVERWEGINGEN
F.E. van Houten van 18 april 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die zich op 15 augustus 2012 ziek meldde wegens psychische klachten, heeft recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA, vastgesteld op 100% arbeidsongeschiktheid per 13 augustus 2014. Appellant betwist de inschatting van zijn herstelkansen en stelt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en recht heeft op een IVA-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht de inschatting van de herstelkansen door het Uwv heeft onderschreven. De verzekeringsarts heeft in zijn rapporten aangegeven dat er een redelijke kans op herstel is, ondanks de psychische klachten van appellant. De Raad oordeelt dat de omstandigheden die de prognose gunstig kleuren, zoals effectieve behandelmethoden, niet voldoende zijn om aan te nemen dat appellant duurzaam arbeidsongeschikt is.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 18 november 2016 door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier.