ECLI:NL:CRVB:2016:4385

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
16/1713 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om doorstroming naar seniorfunctie binnen de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een politieambtenaar, appellant, tegen de afwijzing van zijn verzoek om doorstroming naar de functie van senior GGP (Gebiedsgebonden Politie). Appellant is sinds 1999 werkzaam als politieambtenaar en heeft in 2012 verzocht om doorstroming naar de seniorfunctie. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen op basis van een negatief oordeel over de verwachte geschiktheid van appellant, ondanks dat hij een beoordeling had ontvangen die hem als 'voldoende' kwalificeerde. De korpschef heeft daarbij verwezen naar ontwikkelpunten die appellant nog diende te verbeteren, zoals het motiveren van medewerkers en het presenteren voor groepen.

De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het loopbaanbeleid ruimte biedt voor ontwikkelpunten en dat de korpschef ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn capaciteiten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de korpschef binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven. De Raad oordeelt dat de aanwezigheid van ontwikkelpunten niet automatisch uitsluit dat iemand geschikt is voor een seniorfunctie, maar dat de korpschef in dit geval in redelijkheid tot een negatief oordeel heeft kunnen komen.

De Raad bevestigt dat appellant onvoldoende heeft aangetoond dat hij over de verwachte geschiktheid beschikt voor de functie van senior GGP. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van griffier A. Mansourova, op 17 november 2016.

Uitspraak

16/1713 AW
Datum uitspraak: 17 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
12 februari 2016, 14/216 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Yildiz hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. A.M.A.C. Theunissen een verweerschrift ingediend.
De korpschef heeft vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Yildiz. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Theunissen en A.A.D. Vermin.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 1999 als politieambtenaar aangesteld
,laatstelijk in de functie van hoofdagent basispolitiezorg A, generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP), bij de voormalige politieregio [naam regio].
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn neergelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche, Stcrt. 2010, 19782 (circulaire). Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroom van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. In april 2013 zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede deze uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming
.
1.3.
De invulling van het begrip verwachte geschiktheid binnen de regiopolitie [naam regio] heeft plaatsgevonden door beoordeling van twee elementen. In de eerste plaats wordt beoordeeld of de betrokken ambtenaar in het kader van de uitoefening van zijn functie als generalist GGP heeft laten zien dat hij het voortouw heeft genomen in de uitvoering van zijn werkzaamheden door collega’s aan te sturen en te coachen. In de tweede plaats wordt beoordeeld of hij verantwoordelijkheid heeft genomen in het organiseren en coördineren, bijvoorbeeld door het opzetten van projecten en het als verantwoordelijke in volle omvang uitvoeren van projecten.
1.4.
Op 26 november 2012 heeft appellant verzocht om doorstroming naar de functie van senior GGP. Naar aanleiding van dit verzoek is een beoordeling opgemaakt over het functioneren van appellant over de periode van januari 2007 tot januari 2013 met als eindwaardering ‘voldoende’
.Appellant functioneert daarmee boven de norm. Deze beoordeling is in januari 2013 door de beoordelingsautoriteit vastgesteld. Vervolgens heeft de leidinggevende van appellant het ‘Formulier Loopbaanbeleid GGP 7 naar 8’ ingevuld en de vraag of appellant over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP beschikt met ‘nee’ beantwoord, omdat appellant zich nog verder moet ontwikkelen op de puntenpresentatie voor groepen, meer het voortouw nemen en motiveren van medewerkers
.
1.5.
Bij besluit van 25 april 2013, na bezwaar - voor zover hier van belang - gehandhaafd bij besluit van 19 december 2013 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek om doorstroming van appellant afgewezen op de grond dat hij niet beschikt over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het loopbaanbeleid bepaalt dat de verwachte geschiktheid ontwikkelpunten mag bevatten en dat de korpschef hier ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden. Uit de beoordeling blijkt dat hij over de verwachte geschiktheid beschikt voor de functie van senior GGP. Dit volgt ook uit het feit dat hij reeds seniortaken uitvoert, dat hij heeft waargenomen als wachtcommandant en bij sollicitaties naar senior GGP-functies geschikt is bevonden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met de onder 1.3 vermelde wijze van invulling van het begrip verwachte geschiktheid is de korpschef binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling gebleven, zodat bij de beoordeling van deze criteria zal worden uitgegaan.
4.2.
Het is juist dat de aanwezigheid van ontwikkelpunten volgens de Uitvoeringsafspraken loopbaanbeleid GGP (HAP II) niet in de weg hoeft te staan aan een geschiktheidsoordeel voor de seniorfunctie. Dat betekent echter niet dat dergelijke ontwikkelpunten, afhankelijk van hun aard en zwaarte, niet ook als een beletsel voor die verwachte geschiktheid mogen worden gezien. Bij de uiteindelijke weging van de ontwikkelpunten kan immers aan de beoordelaar een zekere mate van vrijheid niet worden ontzegd. De Raad acht het in dit kader ter zitting door de korpschef ingenomen standpunt dat verwacht mag worden dat de geconstateerde ontwikkelpunten binnen afzienbare tijd zijn op het vereiste niveau zijn gebracht niet onredelijk.
4.2.1.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de korpschef in het geval van appellant in redelijkheid tot een negatief oordeel over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP heeft kunnen komen. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. Appellant heeft als ontwikkelpunten ‘het motiveren van medewerkers’ en ‘het spreken van groepen’. Deze ontwikkelpunten zijn ook naar voren gekomen bij de tijdelijke waarneming van de functie van wachtcommandant. Appellant neemt verder onvoldoende het voortouw bij de afhandeling van incidenten. Hij gaat door zijn betrokkenheid vaak snel over tot het zelf uitvoeren van het werk. Geconcludeerd is dat in het geval appellant zich verder ontwikkelt op de onderdelen presentatie voor groepen, meer het voortouw nemen en motiveren van medewerkers, hij geschikt is voor de functie van senior.
4.2.2.
De Raad volgt het standpunt van de korpschef dat appellant ten aanzien van de hiervoor vermelde ontwikkelpunten over de gehele beoordelingsperiode te weinig heeft laten zien om tot een positief advies te komen ten aanzien van de verwachte geschiktheid. Dat appellant naar aanleiding van een sollicitatie in 2010 voor een seniorfunctie geschikt is bevonden, doch de keuze is uitgegaan naar een andere kandidaat, is ontoereikend voor de conclusie dat hij beschikt over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. De korpschef heeft daarbij relevant kunnen achten dat aan de term ‘verwachte geschiktheid’ in het kader van het loopbaanbeleid een andere betekenis toekomt dan de geschiktheid van appellant in het kader van de in 2010 gevoerde sollicitatieprocedure.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2016.
(getekend) M.T. Boerlage
(getekend) A. Mansourova

HD