ECLI:NL:CRVB:2016:437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de weigering van een WAZ-uitkering aan een rolstoelafhankelijke directeur-grootaandeelhouder van een coffeeshop
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAZ-uitkering aan een rolstoelafhankelijke directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een coffeeshop. De appellant had op 3 januari 2012 een aanvraag ingediend voor een WAZ-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid sinds 30 juli 2003. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag geweigerd, omdat de appellant bij het einde van de wachttijd op 28 juli 2004 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Rotterdam had het beroep van de appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit onzorgvuldig was. Hij stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn lichamelijke toestand, waaronder het postpoliosyndroom en andere klachten. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts geen informatie bij de behandelend artsen had opgevraagd en dat er geen heronderzoek had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat de appellant niet in staat was om zijn maatgevende arbeid in volle omvang te verrichten, en dat het Uwv ten onrechte had geconcludeerd dat hij geschikt was voor deze arbeid.
De Centrale Raad van Beroep heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken de gebreken in het besluit van 30 oktober 2013 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De Raad benadrukte dat in gevallen van rolstoelafhankelijkheid een functionele invulling van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) noodzakelijk is, waarbij de arbeidsdeskundige in samenspraak met de verzekeringsarts de functies handmatig moet beoordelen op hun daadwerkelijke passendheid.