ECLI:NL:CRVB:2009:BK6657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4295 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 december 2009 uitspraak gedaan. De intrekking van de WAO-uitkering was gebaseerd op de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% bedraagt. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op zorgvuldige wijze heeft ingevuld, waarbij rekening is gehouden met de beperkte belastbaarheid van de rechterarm en -schouder van appellante, in combinatie met de onbeperkt geachte linkerzijde van haar lichaam.

De Raad heeft geen redenen gevonden om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische onderbouwing van het besluit van het Uwv juist was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellante. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere gronden herhaald en aangevoerd dat zij meer beperkt is dan aangenomen, en dat de functies ongeschikt zijn vanwege haar eenarmigheid.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen niet onjuist zijn. De Raad heeft ook verwezen naar eerdere jurisprudentie over de invulling van de FML in gevallen van functionele beperkingen. Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij hij geen termen aanwezig achtte voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/4295 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 juni 2008, 07/4260 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2009, waar appellante is verschenen bijgestaan door haar raadsman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.A.H. Smithuysen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep van appellante is gericht tegen het besluit van 29 mei 2007 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn ter utvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) genomen besluit van 5 januari 2007. Daarbij is de WAO-uitkering van appellante met ingang van 20 februari 2007 ingetrokken, op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2. De rechtbank heeft, samengevat weergegeven, geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen en in beroep nader zijn toegelicht. Het bestreden besluit is onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen.
3. Namens appellante zijn de eerdere beroepsgronden herhaald en is ter ondersteuning gewezen op de informatie van haar huisarts. Appellante blijft van mening dat zij meer beperkt is dan is aangenomen, dat de toelichtingen bij de aspecten IV.9 (frequent reiken) en V.7 (boven schouderhoogte actief zijn) van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) ten onrechte verschillend zijn ingevuld en dat de geduide functies ongeschikt zijn vanwege haar eenarmigheid. Ten slotte zijn gronden naar voren gebracht over de wijze waarop de overschrijdingen zijn gemotiveerd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.1. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en heeft geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in de FML voor onjuist te houden. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellante door beide artsen is onderzocht en dat informatie van haar huisarts adequaat is meegewogen.
4.1.2. Voor wat betreft de wijze van invulling van de FML, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 23 februari 2007 (LJN AZ9153). De Raad heeft in deze uitspraak overwogen dat in gevallen waarin beperkingen als gevolg van bijvoorbeeld (functionele) eenarmigheid, eenbenigheid, rolstoelafhankelijkheid, blindheid en doofheid aan de orde is, niet onverkort behoeft te worden vastgehouden aan het uitgangspunt om alle bij verzekerde vastgestelde beperkingen op de daartoe bestemde plaats in de FML op te nemen. Teneinde te komen tot een selectie van een voldoende aantal potentieel geschikte functies, wordt dan gebruik gemaakt van een zogeheten functionele invulling van de FML. De arbeidsdeskundige zal in dergelijke gevallen, in samenspraak met de verzekeringsarts, de aan de hand van die methode door het systeem geduide functies “handmatig” nader dienen te beoordelen op de daadwerkelijke passendheid.
4.1.3. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de wijze waarop de voornoemde aspecten van de FML zijn ingevuld, nu de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de Raad op goede gronden rekening heeft gehouden met de beperkte belastbaarheid van de rechterarm en -schouder in samenhang met de onbeperkt geachte linkerzijde van het lichaam van appellant. Het standpunt van appellante dat zij haar rechterarm in het geheel niet kan gebruiken onderschrijft de Raad, gelet op de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen en bij gebreke van medische onderbouwing, niet. Vastgesteld kan worden dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is.
4.2. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag overweegt de Raad dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies terecht als passend voor appellante zijn aangemerkt. De Raad is van oordeel dat alle mogelijke overschrijdingen voldoende zijn toegelicht ook die op aspect IV.9.
5. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.
EK