ECLI:NL:CRVB:2016:4348

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
15/7917 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
  • M.S. Boomhouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de verantwoordelijkheden van de ambtenaar

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van appellant, die eerder als Politieagent B werkzaam was. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die zijn beroep tegen het besluit van de korpschef ongegrond verklaarde. Appellant stelt dat hij recht heeft op de LFNP-functie van Senior GGP, gewaardeerd in salarisschaal 8, en baseert zijn hoger beroep op afspraken met zijn leidinggevende over de beschrijving van zijn werkzaamheden en de gevolgen daarvan voor de functiewaardering.

De Raad oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van de ambtenaar is om functieonderhoud aan te vragen en dat het afzien daarvan voor zijn rekening en risico komt. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is benadrukt dat de hardheidsclausule niet bedoeld is om de uitgangspositie te corrigeren en dat de verwachting van de leidinggevende niet kan worden aangemerkt als een onvoorwaardelijke toezegging. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat appellant zijn aanvraag om functieonderhoud niet heeft doorgezet, terwijl zijn collega's dat wel deden en daardoor in een gunstiger positie zijn gekomen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/7917 AW
Datum uitspraak: 10 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
19 oktober 2015, 14/3501 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M.W. Feijen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Feijen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N.E. Bensoussan en L.M. van den Hil.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant was tot de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) werkzaam als Politieagent B bij de voormalige politieregio [politieregio] , bureau [locatie 1] .
1.3.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van Politieagent B, met het taakaccent Dossiervormer Team Grootschalig Onderzoek (TGO). De beschrijving van de werkzaamheden van appellant als Coördinator van Dienst Politie (CvDP) is toegevoegd aan het besluit tot vaststelling van de uitgangspositie. Bepaald is dat dit geen invloed heeft op de functiewaardering.
1.4.
Na het voornemen daartoe bekend te hebben gemaakt en appellant gelegenheid te hebben geboden daarover zijn bedenkingen kenbaar te maken, heeft de korpschef op 16 december 2013 ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP), met als vakgebied GGP, gewaardeerd in salarisschaal 7.
1.5.
Bij besluit van 2 mei 2014 (bestreden besluit) is het tegen het besluit van 16 december 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden betoogd dat hem de LFNP-functie van Senior GGP, gewaardeerd in salarisschaal 8, had moeten worden toegekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellant heeft zijn hoger beroep allereerst gebaseerd op de omstandigheden dat hij met zijn leidinggevende heeft afgesproken dat de beschrijving van zijn werkzaamheden als CvDP als bijlage bij het besluit tot vaststelling van de uitgangspositie zou worden gevoegd - hetgeen is gebeurd - en dat die werkzaamheden zouden worden betrokken bij de matching, en dat hem gelet op deze afspraak door zijn leidinggevende is ontraden de aanvraag om functieonderhoud door te zetten.
4.1.2.
Hetgeen appellant heeft aangevoerd over de afspraken met zijn leidinggevende kan niet leiden tot het slagen van het hoger beroep. Immers, zoals de Raad in zijn meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550) heeft overwogen, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar om functieonderhoud aan te vragen en dient het afzien daarvan voor zijn rekening en risico te blijven. Verder dient, zoals de Raad in zijn uitspraak van 24 december 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4796) heeft overwogen, de omstandigheid dat een ambtenaar heeft afgezien van het indienen van een verzoek om functieonderhoud omdat de betrokkene de inschatting van zijn leidinggevende dat het uiteindelijk bij de plaatsing goed zou komen niet in twijfel wilde trekken, voor rekening en risico van de ambtenaar te komen, juist nu hij al bij het voorgenomen besluit over zijn uitgangspositie is gewezen op het belang van functieonderhoud. De Raad ziet geen reden om in het geval van appellant tot een ander oordeel te komen.
4.2.
Voor zover appellant heeft gesteld dat de Regeling ten onrechte niet voorziet in matching op basis van de inhoud van de functie en de feitelijk verrichte werkzaamheden, verwijst de Raad naar hetgeen hij ter zake heeft overwogen in de in 1.1 van deze uitspraak genoemde uitspraken van 1 juni 2015.
4.3.
Het beroep op de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule slaagt niet. De hardheidsclausule is niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie. De omstandigheid dat appellant is verzocht zijn aanvraag om functieonderhoud niet door te zetten en de omstandigheid dat hij in een ongunstigere positie is gekomen ten opzichte van collega’s die dezelfde werkzaamheden verrichtten, die hun aanvraag om functieonderhoud wel hebben doorgezet en die na functieonderhoud alsnog in salarisschaal 8 zijn ingedeeld, leidt gelet op de in 4.2 genoemde eigen verantwoordelijkheid van appellant niet tot een onbillijkheid van overwegende aard en maakt niet dat sprake is van een bijzondere situatie in de zin van artikel 5, vierde lid, van de Regeling.
4.4.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin nu de naar appellant uitgesproken verwachting van zijn leidinggevende, de wijkteamchef van bureau [locatie 1] , over het betrekken van de werkzaamheden als CvDP bij de matching, de toekenning van en de overgang naar een LFNP-functie niet is aan te merken als een door de korpschef aan appellant gedane uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging op grond waarvan hij erop mocht vertrouwen dat het betrekken van de verrichte extra taken in zijn geval zou leiden tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior GGP, gewaardeerd in salarisschaal 8.
4.5.
Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De collega’s van appellant bij bureau [locatie 2] die dezelfde werkzaamheden verrichtten als appellant, hebben - anders dan appellant - hun aanvraag om functieonderhoud wel doorgezet met als uiteindelijk gevolg een uitgangspositie in salarisschaal 8. Nu appellant zijn aanvraag om functieonderhoud niet heeft doorgezet, is geen sprake (meer) van gelijke gevallen.
4.6.
Uit 4.1.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
10 november 2016.
(getekend) K.J. Kraan
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD