Uitspraak
OVERWEGINGEN
3 juni 2010 en cardioloog L.J.H.J. Theunissen van 11 juni 2012 aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn lichamelijke en psychische klachten.
BESLISSING
4 november 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die in het verleden een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft ontvangen, heeft in 2009 opnieuw gezondheidsklachten gemeld en aanspraak gemaakt op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 10 januari 2011 en later geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en uiteindelijk hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat zijn lichamelijke en psychische klachten onvoldoende waren meegewogen, beoordeeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant adequaat hadden vertaald naar de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad onderschrijft dit oordeel en concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn goed gemotiveerd en er zijn geen aanwijzingen dat de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant overschrijden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv op een deugdelijke medische grondslag berust. Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv, en de voor appellant geselecteerde functies zijn geschikt.